|
|
|
|
Cursus Illustrator CS4 |
|
Index - vorige |
|
|
|
|
Les 44 |
Afdrukken |
|
|
Bestand afdrukken |
Om je document, al dan niet voorzien van meerdere tekengebieden af te drukken, klik je de knop "Bestand" in de menubalk, en je klikt "Afdrukken" in het drop-downmenu. |
Dit opent het dialoogvenster "Afdrukken".
In het vak "Printer" kies je de printer waarmee je het document wil afdrukken. Wens je een pdf bestand te maken van je ontwerp, kies je PDF in dit vak.
Kies het aantal exemplaren dat je wenst af te drukken, en geef het bereik in wat je wil afdrukken (2).
Dit is enkel van toepassing wanneer je document over meerdere tekengebieden beschikt.
Kies je hier voor "Tekengebieden negeren" dan zal Illustrator alle tekengebieden op een pagina afdrukken.
In de sectie "Media" (3) bepaal je de paginagrootte en de afdrukstand.
En in de sectie "Opties" (4) bepalen we de plaatsing en of we deze al dan niet willen schalen.
Kies de optie "Aanpassen aan pagina" wanneer je het document automatisch zo wil schalen dat het op de pagina past.
Kies "Aangepaste schaal" wanneer je zelf de grootte van de afdruk wil bepalen.
Dit zal de tekstvakken "Hoogte" en "Breedte" activeren.
Geef voor de breedte en hoogte een percentage op tussen 1 en 1000.
Schakel de knop "Verhoudingen behouden" (a) uit door erop te klikken, wanneer je de verhouding tussen breedte en hoogte van het document te wijzigen.
Door te klikken op de navigatieknoppen (b) kun je navigeren tussen de verschillende bladen.
Klik de knop "Afdrukken" wanner je klaar bent. |
|
|
Louter ter informatie: (teksten afkomstig van de Adobe site) |
In Adobe Illustrator wordt het snelst en het best afgedrukt met de standaardprinterresolutie en -rasterfrequentie. In enkele gevallen wil je misschien de printerresolutie en rasterfrequentie wijzigen. Bijvoorbeeld wanneer je een zeer lang, gebogen pad tekent dat bij het afdrukken een limitcheck-foutmelding veroorzaakt, als het afdrukken zeer langzaam is of als de afdruk van verlopen en netten streepvorming bevat.
Doe dan het volgende: |
- Kies Bestand > Afdrukken.
- Selecteer bij Printer een PostScript-printer, Adobe PostScript®-bestand of Adobe PDF.
- Selecteer Uitvoer aan de linkerkant van het dialoogvenster Afdrukken.
- Selecteer bij Printerresolutie een combinatie van een rasterfrequentie (lpi) en printerresolutie (dpi).
|
|
De printerresolutie wordt gemeten in het aantal inktpuntjes (dots) per inch (dpi).
De meeste desktoplaserprinters hebben een resolutie van 600 dpi en imagesetters hebben een resolutie van 1200 dpi of hoger.
Inkjetprinters produceren een microscopisch straaltje inkt, geen afzonderlijke stippen.
De meeste inkjetprinters hebben bij benadering een resolutie van 300 tot 720 dpi. |
|
Wanneer je afdrukt op een bureaubladlaserprinter, maar vooral op imagesetters, moet je ook rekening houden met de rasterfrequentie. De rasterfrequentie is het aantal halftooncellen dat per inch wordt gebruikt om grijswaardenafbeeldingen of kleurscheidingen af te drukken.
Rasterfrequentie, ook wel rasterliniatuur genoemd, wordt uitgedrukt in regels per inch (lpi) (het aantal regels cellen per inch in een halftoonraster). |
|
Bij een hoge rasterliniëring (bijvoorbeeld 150 lpi) staan de puntjes op de afdruk dicht bij elkaar waardoor de afbeelding scherper wordt afgedrukt.
Bij een lage rasterliniëring (60 lpi tot 85 lpi) staan de puntjes verder van elkaar af en wordt de afbeelding grover.
De grootte van de puntjes wordt mede bepaald door het lijnraster.
Bij het formaat van een dichte rasterliniëring worden kleine punten gebruikt en in een lage rasterliniëring worden grote punten gebruikt.
De belangrijkste factor bij het kiezen van een rasterliniëring is het type drukpers waarop uw document wordt afgedrukt.
Vraag aan de drukker welk lijnraster er maximaal mogelijk is bij hun drukpers en stel aan de hand van dat gegeven uw opties in. |
|
De PPD-bestanden voor imagesetters met een hoge resolutie bieden een groot aantal mogelijke rasterliniaturen die zijn gekoppeld aan allerlei resoluties voor imagesetters.
De PPD-bestanden voor printers met een lagere resolutie bevatten over het algemeen maar enkele opties voor lijnrasters.
Doorgaans gaat het om vrij grove rasters tussen 53 lpi en 85 lpi. De grove rasters leveren op printers met een lagere resolutie echter een optimaal resultaat op.
Wanneer je bijvoorbeeld een fijner raster van 100 lpi bij een printer met een lage resolutie gebruikt, neemt de kwaliteit van de afdruk af. Dat komt omdat bij een hogere lpi voor een gegeven resolutie minder kleuren kunnen worden geproduceerd. |
|
Opgelet!
Bepaalde imagesetters en bureaubladlaserprinters maken gebruik van andere rastertechnologieën dan halftoonraster.
Wanneer je een afbeelding afdrukt op een niet-halftoonprinter, raadpleeg dan de printerfabrikant of de printerdocumentatie voor de aanbevolen resoluties. |
|
|
|
Index - vorige |